+31203417896 buschges@bart.nl

Over Karl Marx

Henny Buiting

Op zoek naar de actualiteit van Karl Marx

Na het overlijden van Karl Heinrich Marx op 14 maart 1883 verzamelen zich, drie dagen later, aan het oostelijke deel van de begraafplaats van Highgate, bestemd voor het verachte geslacht van de ‘godlozen’, een schamele zestien treurenden waaronder levenskameraad en medestrijder Friedrich Engels. Deze zal in een beroemd geworden afscheidsrede de bijkans bijbelse profetie uitspreken, dat de naam en het werk van Marx de komende eeuwen zullen voortleven. En inderdaad vormt het verbindende Leitmotiv van de hier besproken werken de actualiteit van Marx als de geniale ontdekker van de fundamentele bewegingswetten van het kapitalisme die, ondanks enorme economische en maatschappelijke veranderingen, hun ongebroken geldigheid tot de dag van vandaag zijn blijven bezitten.

De in omvang meest bescheiden studie van de hand van Geert Reuten, voormalig docent economische theorie aan de Universiteit van Amsterdam, grijpt het 150-jarige jubileum van Das Kapital deel 1 op 11 september 2017 aan voor een weergave en analyse in voor leken begrijpelijke termen van de drie delen van Marx’ hoofdwerk. Behulpzaam hierbij is de ‘vertaling’ door Reuten van de door Marx gebruikte termen naar het nu gebruikelijke economische jargon. Zo wordt bijvoorbeeld het begrip ‘waar’ (‘Ware’ in het Duits) vervangen door ‘product’ of ‘goed’ en het begrip ‘meerwaarde’ (‘Mehrwert’) door ‘integrale winst’. Buitengewoon verhelderend is ook de weergave van zogeheten schematische ‘figuren’, die kernbegrippen en kernrelaties samenvatten en die mede als geheugensteun fungeren bij de erop volgende tekst.

Van de in totaal zeven hoofdstukken, zijn er vier gewijd aan Das Kapital deel 1, terwijl in de laatste drie hoofdstukken de voornaamste hoofdonderwerpen uit de delen 2 en 3 worden besproken. Wat resulteert is een zeldzaam helder geschrift, dat ook voor volstrekte leken het economische denken van Marx ontsluit. Het gaat de auteur daarbij niet om het ‘waarheidsgehalte’ van Marx’ centrale concepten, maar om het zo neutraal mogelijk weergeven van diens centrale gedachtegang en de relevantie ervan voor de huidige kapitalistische verhoudingen. Allereerst behandelt Reuten het belang van geld dat bij Marx, anders dan bij Adam Smith en David Ricardo, een centrale rol speelt en mede verbonden is met het concept van het fetisj-karakter van de waar, het als een afgodsbeeld vereren van geld, product en markt. Vervolgens laat de auteur zien hoe de door de kapitalist gekochte arbeidskracht resulteert in concrete arbeid op de werkvloer die een ‘toegevoegde waarde’, meerwaarde, oplevert die Reuten, zoals gezegd als ‘integrale winst’ nader analyseert. Centraal hierbij staat het ‘arbeidswaardebegrip’, het bij Marx vigerende concept dat winst, en daarmee kapitaal, onder het kapitalisme uitsluitend voortvloeien uit ‘levende arbeid’, uit door de arbeider geleverde concrete arbeid. Reuten analyseert vervolgens welke factoren bij Marx verantwoordelijk zijn voor de stijging van de arbeidsproductiviteit, waarbij naast de verhoging van de intensiteit van de arbeid vooral toch de rol van technische vernieuwingen in het productieproces de revue passeert. Gewapend met voorgaande fundamentele concepten analyseert Reuten de met het kapitalisme dwingend verbonden groei van de kapitaaleigendom, welke als een “zelfversterkend groeiproces van techniekverandering, arbeidsproductiviteitsstijging, winstgroei en groei van de kapitaalaccumulatie” (p. 43) moet worden begrepen. Tezelfdertijd geldt dat dit groeiproces niet plaatsvindt in een ononderbroken lijn, doch slechts in de vorm van conjunctuurcycli, waarbij expansie en contractie elkaar als een natuurwet afwisselen.

Economische groeimodellen van Marx
Na in de eerste vier hoofdstukken het productieproces van het kapitaal te hebben geanalyseerd, behandelt Reuten in het volgende hoofdstuk deel II van Das Kapital over de zogenaamde kapitaalcirculatie, dat wil zeggen de onderlinge aankopen en afzet door zowel de individuele bedrijven als, in het bijzonder, de totaliteit van alle bedrijven. Marx gebruikt daarbij een macro-economisch tweesectormodel, waarbij de eerste sector alle bedrijven omvat die productiemiddelen produceren en de tweede sector alle bedrijven die consumptiegoederen voor de arbeiders produceren. De gecompliceerde onderlinge relaties tussen deze twee sectoren, die Reuten uitgebreid analyseert, culmineren in door Marx geanalyseerde fricties om van een lage naar een hogere economische groei te komen, met als kern dat deze groei onontkoombaar tot meer of minder hevige evenwichtsverstoringen leidt en daarmee tenslotte tot een onontkoombare conjuncturele groeidaling. Deze houdt een zichzelf versterkend proces in met stijgende werkloosheid, dalende consumptie en een dalende productie van investeringsgoederen.

In de laatste twee hoofdstukken komt deel III van Das Kapital aan bod, waarin Marx de totaliteit van de kapitalistische productie analyseert met als kern dat de kapitaalaccumulatie begrepen moet worden als een afwisselend proces van kapitaalgroei en kapitaalvernietiging. Dit impliceert vanzelfsprekend de al eerder gememoreerde conjunctuurbeweging van de kapitalistische economie, waarbij de beroemde ‘wet van de tendentiële daling van de winstvoet’, in moderne termen de wet van de tendens tot dalende rendementen, de eigenlijke verklaring vormt voor de economische crises die het kapitalisme vanaf zijn geboorte teisteren. Reuten gaat uitgebreid in op deze ‘wet’, die poneert dat technologische innovaties de arbeidsproductiviteit weliswaar doen stijgen, maar door de uitstoot van levende arbeid toch uiteindelijk de rendementen doen dalen. Het centrale mechanisme daarbij is dat onderlinge concurrentie verleidt tot invoering van arbeidsbesparende technologieën en daarmee tot een winstvoordeel voor individuele bedrijven. De succesformule dwingt vervolgens concurrerende bedrijven tot eenzelfde technologische vernieuwing, waarmee een ‘overaccumulatie’ van kapitaal inzet, die een winstvoetdaling en het wegebben van de accumulatie impliceert. De economie raakt in een crisis, met toenemende werkloosheid en het instorten van het bancaire kredietsysteem. Deze contractiefase van de economie verkeert vervolgens weer in een herstel van de winstvoet door kapitaalvernietiging, loondaling en introductie van nieuwe machines en arbeidsmethodes.

Na een korte verhandeling over de meer rudimentaire aantekeningen van Marx in Das Kapital deel III betreffende de rol van de banken en de kredietverlening, stelt Reuten in een beknopte Epiloog de houdbaarheid van het kapitalisme aan de orde. Maken de huidige sociale voorzieningen het kapitalisme houdbaarder, de toegenomen macht van het financierskapitaal, maar vooral het milieuprobleem, maken het stelsel naar zijn mening juist minder houdbaar. Een betwistbare these dunkt me, omdat steeds duidelijker wordt dat oplossingen voor het milieuprobleem steeds evidenter deel gaan uitmaken van het kapitalistische accumulatieproces zelf.

Originele biografie
De imposante biografie over Karl Marx van de hand van de Duitse biochemicus (!) Jürgen Neffe, en wel ter ere van de tweehonderdjarige geboortedag van Marx op 5 mei van het vorige jaar, volgt in essentie een chronologische aanpak al worden tevens van belang geachte afzonderlijke thema’s, zoals betreffende Marx’ vele ziektes, diens onbeholpen omgang met geld, zijn houding jegens de joden, zijn relatie met echtgenote Jenny von Westphalen of diens politieke activiteiten uitgebreid behandeld. Buitengewoon origineel is het, vaak geslaagde, pogen van de auteur Marx’ analyses als het ware te actualiseren door ze toe te passen op moderne fenomenen als het internet of de totalitaire almacht van de huidige kapitalistische markt met zijn ‘fetisj-karakter’ en menselijke vervreemding. Hoewel geen hagiografie, is de biografie doordrenkt van bewondering voor Marx als denker en filosoof die, dieper dan wie ook in zijn tijd, het kapitalisme in zijn grondslagen en dynamiek heeft begrepen. Eén van de centrale stellingen van Neffe daarbij is, dat pas in onze tijd het kapitalisme is gaan voldoen aan de door Marx geduide condities en dat daarom eerst nu de voorwaarden zijn gerijpt voor de (geleidelijke) overwinning van de heersende kapitalistische orde. De ondertitel van de biografie, ‘De onvoltooide’, verwijst daarbij naar twee zaken. Enerzijds naar het onvoltooide karakter van Marx’ wetenschappelijke oeuvre, slechts één deel van Das Kapital tijdens diens leven gepubliceerd en niet toegekomen aan voorgenomen projecten als een uitgewerkte staats- of klassentheorie, en anderzijds naar het onmiskenbare feit dat het door Marx geanalyseerde kapitalisme nog in volle glorie overeind staat.

Al in de Proloog wijst Neffe er triomfantelijk op, dat Marx de meest geciteerde auteur aller tijden is en dat, al evenzeer een unicum, het Communistisch Manifest en deel 1 van Das Kapital op de werelderfgoedlijst van Unesco zijn geplaatst. Marx ontdekte, zo stelt hij, correct de conjunctuurcycli van het kapitalisme en voorspelde op verbazingwekkend nauwkeurige wijze de globalisering en haar verstrekkende gevolgen. Dankzij Marx is de geschiedschrijving op een fundamenteel andere leest geschoeid dan voorheen en één van zijn allergrootste prestaties is de ontdekking van de kapitalistische markt als een almachtig totalitair beheerssysteem dat, hoewel een menselijke creatie, aan de menselijke wil is ontsnapt en mens en menselijke sociale relaties dwingt in het keurslijf van een onontkoombare economische groei en kapitaalaccumulatie. Maar ook leert Marx ons dat deze toestand ooit zal worden overwonnen, waarna de mens het Rijk der Vrijheid zal betreden waar eenieder zal ontvangen naar behoefte en zal werken conform zijn capaciteiten.

Het spreekt vanzelf dat de biografie de belangrijkste feiten uit Marx’ leven weergeeft, maar van veel grotere importantie is dat Jürgen Neffe wording en evolutie van het denken van Marx uitgebreid analyseert en dit mede doet aan de hand van diepgravende en scherpzinnige analyses van Marx’ voornaamste wetenschappelijke werken. Dit laatste maakt de biografie, hoewel allerminst gemakkelijke leesstof, tot een Fundgrube van het denken van Marx en dat temeer omdat de auteur erin slaagt het unieke karakter van Marx’ denken bloot te leggen en dit mede doet door het te verbinden met hoofdkenmerken van het hedendaagse kapitalisme. Vanzelfsprekend behandelt Neffe de aanraking van Marx in diens studentenjaren in Berlijn met het denken van Hegel en zijn overgang via de kritische Jong-Hegelianen naar een eigen ‘materialistische’ benadering, waarbij Hegel als het ware met de ‘benen in de lucht’ wordt geplaatst. In een uitgebreide verhandeling geeft Neffe vervolgens, aan de hand van een aantal centrale thema’s, de ontwikkeling van Marx’ denken weer. Dit omvat thema’s betreffende arbeid en vervreemding; macht en eigendom; toekomstig communisme; wereld en religie en tenslotte de wetenschappers die het denken van Marx hebben gevormd.

Verdieping
In de weergave van de voornaamste wetenschappelijke werken van Marx worden de diverse thema’s uitgewerkt en verdiept, waarbij de economische, filosofische, historische en journalistieke merites van Marx op erudiete wijze worden uiteengezet en die, ook voor de absolute leek, een verrassend volledig en doorwrocht beeld geven van het genie van Karl Marx. Absoluut hoogtepunt wordt uitgemaakt door een analyse en weergave in een kleine negentig pagina’s van Das Kapital deel 1, door Neffe omschreven als een van de meest betekenisvolle en omstreden geschriften die ooit door een enkel mens zijn geschreven. Naast natuurlijk een analyse van het economische hart van het meesterwerk, verhaalt Neffe ook uitgebreid van de literaire connotaties die het werk promoveren tot een Faustiaans drama met een eigen versie van het Inferno. De kern luidt bij Neffe uiteindelijk dat Das Kapital in wezen niets van zijn actualiteit heeft verloren en dat men zelfs kan zeggen, dat het kapitalisme eerst heden volledig beantwoordt aan het beeld dat Marx in 1867 beschreven heeft. Neffe verbindt dit naderhand, onder het hoofd ‘Postkapitalisme’, met de these, dat eerst in onze dagen het kapitalisme tenslotte een zodanig volgroeid stadium heeft bereikt dat de eerste tekenen van zijn ondergang aan de oppervlakte treden en een nieuwe orde aan het doorbreken is. Aan de horizon verschijnt, geheel in de geest van Karl Marx, de volautomatische productie van goederen en diensten die, met de uitstoot van levende arbeid, het hart van de kapitalistische winstmachinerie treft en de zoektocht naar nieuwe productie- en eigendomsverhoudingen dwingend voorschrijft. Maar ook Neffe moet tenslotte erkennen, dat de toekomst onvoorspelbaar en speculatief blijft en dat het kapitalisme zich tot nu toe uit alle crises heeft weten te herstellen.

Hoewel Jürgen Neffe superlatieven tekort komt om Marx’ analyses en diens (impliciete) profetieën te loven, ontbreken anderzijds kritische aantekeningen zeker niet. Dit geldt bijvoorbeeld Marx’ uiterst vijandige en brute omgang met politieke rivalen, of diens suspecte houding tegenover joden die Neffe breed uitmeet, al ontkent de auteur uiteindelijk met kracht van argumenten dat Marx een antisemiet zou zijn geweest. Alleen al vanwege dit soort kritische kanttekeningen kan van een heuse hagiografie niet worden gesproken en dat temeer niet omdat de positieve beoordeling van Marx’ wetenschappelijke prestaties met kracht van (valide) argumenten wordt onderbouwd.

Toch kent de biografie een wezenlijke zwakte in het beperkte en eenzijdige gebruik van bronnen. Uit bibliografie en notenapparaat komt helder naar voren dat de auteur zich zeer overwegend heeft geconcentreerd op de vele biografieën van Marx, en daarnaast van Engels, die inmiddels zijn verschenen en zich anderzijds heeft bediend van de in de DDR gepubliceerde Marx-Engels-Werke (MEW) met zijn 44 delen. Hoewel ongetwijfeld een belangrijke wetenschappelijke informatiebron, kent ze vele lacunes en wordt verre overvleugeld door de volledige Marx-Engels-Gesamtausgabe (MEGA) met zijn 155 delen. Vooral op het gebied van de politieke economie wreekt zich deze eenzijdigheid, zoals onder meer blijkt uit de opmerking van de biograaf dat noch Marx noch latere zogezegde marxisten het befaamde/beruchte ‘transformatieprobleem’ hebben opgelost. Dit al meer dan honderd jaar bestaande conflictpunt bevat de these dat Marx en diens latere leerlingen er niet in geslaagd zijn de omzetting van arbeidswaarden, de enige bron van meerwaarde en winst, in productieprijzen, de productiekosten plus een winsttoeslag, i.e. de herverdeelde meerwaarde, bevredigend te doen plaatsvinden. Dit veronderstelde falen is startpunt gebleken voor tegenstanders van Marx’ benadering de gehele arbeidswaardeleer als ongeldig of op zijn minst als uiterst betwistbaar te typeren. Neffe is er niet van op de hoogte dat de Amerikaanse marxist Andrew Kliman in 2006 in een briljant betoog Marx weet te rehabiliteren en bovendien vijf jaar later in een al even origineel werk Marx’ ontdekking van de ‘tendentiële daling van de winstvoet’ bevestigd ziet in de reële ontwikkeling van de kapitalistische economie die structureel een daling van de rendementen zou laten zien.

Een typisch Duitse eigenaardigheid van de biografie is tenslotte de voortdurende, en overigens zeer terechte, ‘geloofsbelijdenis’ dat men Marx in geen enkel opzicht aansprakelijk kan stellen voor de vele misdaden die in diens naam zijn begaan. Neffe verwijst in dit verband zo vaak naar de voormalige DDR, dat de lezer verzucht dat het wel een tandje minder had gekund. Dit neemt niet weg, dat Jürgen Neffe een buitengewoon originele en informatieve biografie heeft geschreven, die een Nederlandse vertaling meer dan rechtvaardigt.

Besproken boeken:
Geert Reuten, De kleine Marx. Zijn kapitale werk samengevat. Amsterdam/Antwerpen 2017.
Jürgen Neffe, Marx der unvollendete. München 2017.