
G.A. van Riemsdijk in 1971

Klassenstrijd februari 1928
Op de eerste van deze maand hebben we een tocht gemaakt van Zaandam naar Wormerveer in herinnering aan Herman Gorter. We, dat waren wij, enthousiastelingen, van wie de meesten meegewerkt hadden aan de eerste twee uitgaves van de GO (Gorter Organisatie, uitspreken als ‘kho’): .De Totale Gorter en Rondom Sonja Prins. Eerst na een wandeling van drie uur kwamen we aan het geboortehuis van Gorter. We namen de westelijke oever van de Zaan en passeerden industriegebieden, groene velden, zwemgelegenheden (het was warm en ver), de drukte op de Zaanse Schans en uiteindelijk de brug over de Zaan. Bij de plaquette en het geboortehuis was het verkeerslawaai te groot, We verhuisden naar de Doopsgezinde Vermaning even verderop, waar vader Simon Gorter enkele jaren de dominee was. Een uitgelezen plek om nevenstaand gedicht voor te dragen.
Slechts enkele maanden na het overlijden van Herman Gorter in september 1927 verscheen in het revolutionaire tweewekelijkse Klassenstrijd een gedicht over Herman Gorter. Het is een van de zeldzame politieke hommages aan Gorter in poezie. Er zijn tot op de dag van vandaag vele artikelen, hagiografieën, schotschriften en boeken over Gorter verschenen. In De Gids van 1989 bij voorbeeld, honderd jaar na het verschijnen van Mei zijn er verschillende poëtische bijdrages verschenen over Gorters dichterschap. Zo dichtten H.H. ter Balkt Zoo ga ik ook (Herman Gorter), Huub Beurskens over de Hollandse wei, Maria van Daalen Beeldend , Arjen Duiker zonder titel, Remko Ekkers idem, Jan G, Elburg Hoewel zo’n jongen naar een meigroen meisje niet mooi maar op zijn vingers fluit, Hans Faverey Gorter aan zee, Stefan Hermans Gorters mijnengang, Gerrit Kouwenaar Reservaat , Bert Schierbeel 100 jaar na de Mei van Gorter, Leo Vroman Mei na Mei , Anton van Wilderode Zeven kwatrijnen Gorter van Mei herlezen , J.D. Meerwaldt De dood van Maart en Anneke Brassinga Voor Mei.
De gedichten hadden uiteraard literaire verwijzingen, geen van de dichters had een politieke boodschap. Naar mijn weten is ‘Het proletariaat spreekt’ van Gerrit van Riemsdijk de enige met een politieke stellingname, in ieder geval de eerste. Het gedicht verscheen in het februarinummer in het jaar 1928. Klassenstrijd bezat een bijzondere redactie met wereldberoemde revolutionaire leden als Henriette Roland Holst en Henk Sneevliet en bekende nationale revolutionairen als Bertus Bouwman en Cornelis Kitsz. Over de laatste heb ik een korte bio geschreven.
Maar wie was Gerrit van Riemsdijk? In Klassenstrijd is er geen vermelding van hem, noch in de latere publicaties van zijn gedicht in het blad Bevrijding. Maandblad gewijd aan de vernieuwing van het socialisme uit 1935 of in Spartacus. Orgaan ter Bevordering van het Zelfstandig Arbeidersfront.uit 1952. Of zelfs in 1989 van de Historische Kring Bussum. In Bevrijding staat er een wat cryptische vermelding van Jenne Clinge Doorenbos over Van Riemsdijk: “Verder wil ik u hierbij insluiten een gedeelte van een gedicht dat een eenvoudige Bussumsche jongen, na Gorter’s dood gemaakt heeft, het enige wat hij ooit geschreven heeft.” Nu heb ik vriendelijk gezegd enige reserves over Jenne, die Gorters originele brieven na verknipt, verminkt en overgetikt te hebben simpel vernietigd heeft. Een eenvoudige jongen? Gerrit was in 1935 31 jaar en eenvoudig was hij ook niet. Hij was geboren in 1904. Zijn vader Kees (C.J.) van Riemsdijk was lid van de SDAP en later van de SDP/CPH, had verschillende bestuurlijke functies in de beweging, zoals penningmeester van de Bussumsche Bestuurders Bond. Hij overleed in 1920. Gerrit haalde in 1920 zijn MULO-b diploma en werkte vanaf 1923 in het bibliotheekwezen. Eerst als assistent bibliothecaris, maar vanaf 1948 tot 1964 directeur van de Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA). Onder zijn leiding werd de OBA gemoderniseerd en vooral uitgebreid met vele filialen in de stad. Tot aan zijn pensionering in 1969 was hij de eerste directeur van de Frederik Muller Academie (FMA), de Amsterdamse bibliotheekopleiding. In beide directeursfuncties zocht hij internationale samenwerking. Neen, eenvoudig kon je Van Riemsdijk niet noemen. In het internationale Liber Amicorum (in vier delen) is ook zijn publicatielijst opgenomen. Voor het jaar 1935 had hij al enkele artikelen geschreven in Bibliotheekleven en De Openbare Bibliotheek. Hij is bekend van de drie delen over de geschiedenis van de openbare bibliotheken in Nederland. In de jaren vijftig was hij bij het afscheid van de bibliothecaresse van Bussum en bood haar zijn verontschuldiging aan voor zijn daden een veertig jaar eerder, toen hij door haar uit de bieb gezet werd voor te luidruchtig gedrag. Van stadsjochie tot directeur, een opmerkelijke carrière.
In het Liber Amicorum is er geen vermelding van zijn gedicht. In een korte persoonsvragenlijst, antwoordde Gerrit op de vraag ‘wie zijn uw favoriete dichters: “Gorter, Marsman en Lodeizen”. Dat is alles. Gelukkig heeft Kees Fens, oud leraar aan het Triniteits Lyceum te Haarlem en het FMA zijn herinneringen aan Van Riemsdijk opgehaald (in De Volkskrant van 13 november 1993 met daarin over Gorter: ” Zijn vader (van Gerrit, mb) had hem in die maatschappelijke leescultuur opgevoed. Hadden ze niet samen in Bussum Gorter op de schaats te volgen? Daar ging hun ideaal met grote slagen.” Een mooi beeld dat naast sportieve eveneens ideologische betekenis suggereert. Van Riemsdijk heeft de uiterst radicale politieke opvattingen van Gorter niet gevolgd. Het gedicht is duidelijk van een kundige en talige liefhebber, vooral omdat een aantal Gorter-kenmerken er in zitten, zoals de herhalingen ‘je oogen, je oogen’ en ‘men praat, men praat, men praat’ en de vergelijkingen ‘Zooals een kind gedragen wordt door een vrouw’. Maar ook en misschien vooral straalt het gedicht een blijheid en vertrouwen in de toekomst en afkeer van het heden uit. Een jaar eerder was Van Riemsdijk het adres voor kaartjes voor een bijeenkomst te Bussum met de christen-socialist J.W. Kruyt, die kwam spreken voor de Internationale Roode Hulp (IRH). Die afkeer van de burgerlijkheid is voor Gorter een wezenskenmerk, doordrongen van de Doperse cultuur. Geen opsmuk, het gaat om de inhoud. Op de buitenkanten van Gorters poesie staan na Mei alleen de titel en de auteur. Geen opsmuk, geen verheerlijking van de persoon, slechts de gedichten telden. Gorter wilde ook niet gefêteerd worden op zijn zestigste, zoals Kloos en Van Deyssel zich wel lieten aanleunen. Het einddoel is belangrijk, immers ‘onze strijd gaat boven de persoon’, schreef Gorter aan zijn Weespse partijgenoot Gerard Vader. Persoonlijke uitingen zijn in die opvatting niet relevant. En dat gold ook voor Gerrit van Riemsdijk: zijn eerste huwelijk vermeldde hij niet.
Die anti-establishment, die anti-commerciële houding zit ook in het gedicht en in feite ook in de carrière van Gerrit van Riemsdijk: zijn opdracht was geheel Amsterdam aan het lezen te krijgen. Een ander doel dan Gorter, maar net zo nobel.

Klassenstrijd februari 1928, pagina 2
Recente reacties