+31203417896 buschges@bart.nl

Beste familie en vrienden,

Vandaag de derde bijeenkomst met een publicatie van de verzamelde artikelen van Jacques J. Giele. En wederom met familie van Jacques.

In 2015 verscheen de eerste in de serie ‘artikelen’. Die gaat over de sociale structuur van Nederland in de negentiende eeuw en welke bijdrage Jacques samen met Geertjan van Oenen daarin geleverd hebben. Een jaar later verschenen Giele’s artikelen over een sindsdien niet meer vergeten geschiedenis van de Eerste Socialistische Internationale.

Eerder al waren bij dezelfde uitgeverij herdrukken verschenen van twee van Jacques drie monografieën. In 2008 verscheen ‘De Eerste Internationale in Nederland’, een reprint van het boek uit 1973, dat op zich zelf weer een ongewijzigde uitgave was van zijn scriptie uit 1966. En in 2004 een herdruk van zijn verhaal over de Catalaanse revolutie, dat in druk verscheen in 1976 en dat ook een scriptie was uit 1966.

En dan nu deel vijf over het arbeidersbestaan tot 1914. In deze bundel artikelen over verschillende aspecten van het bestaan van arbeiders en werklieden, maar ook van het door Marx zo welwillend omschreven lompenproletariaat. Over dit en nog veel meer hoort u zo van Johan Frieswijk en Jantine Oldersma.

Dit vijfde deel is opgedragen aan Bert Altena. Bert was een boeiende, originele en veel publicerende geschiedkundige. De historische aandacht van zowel Bert als Jacques was voor mensen die niet automatisch in het licht van de geschiedenis te vinden zijn of in de woorden van Brecht: ‘die im Dunkeln sieht man nicht’. Voor de een waren het de polderjongens, voor de ander de anarchisten. De geschiedschrijving van de polderjongens en die van de anarchisten in Nederland hebben beide historici helaas niet voltooid. De uitgebreide publicatielijsten van Jacques en van Bert laten zien hoe belangrijk de polderjongens en het anarchisme geweest zijn voor de ontwikkeling van Nederland tot wat het nu is. We hoeven alleen maar te denken aan de vele handmatige inpolderingen in de zeventiende tot en met de negentiende eeuw voor wat betreft de polderjongens en aan de opkomst van de sociale bewegingen in Nederland voor wat betreft de anarchisten.

Jacques en Bert waren bevriend vanaf het midden van de jaren zeventig tot aan Jacques’ overlijden in 2012.  Onafgebroken veertig jaar lang. Jacques was niet gemakkelijk in zijn vriendschappen, maar die van hem met Bert heeft alles overleefd. Behalve een wederzijds vertrouwen heeft het m.i. te maken met de enthousiaste en vasthoudende positiviteit van Bert. We dragen daarom dit deel op ter nagedachtenis aan Bert Altena.

Toch nog een kritische noot over Bert. In zijn inleiding bij de herdruk Eerste Internationale schreef Bert een aantal malen over Jacques’ eerste boek De Pen in aanslag. Over de overweldigende indruk dat verhaal over de radicale journalisten op hem maakte. Helaas vergiste hij zich in de titel, zoals zovelen dat ooit gedaan hebben: de Pen in de aanslag.  Jacques heeft in zijn exemplaar van de reprint overal het woordje ‘de’ zwart gemaakt. Ook in de bijbehorende noot.

Er staan nog twee delen artikelen gepland, en daarnaast zijn er nog twee manuscripten van romans over de polderjongens die zeker ook de moeite van het uitgeven waard zijn.
Deel zes bevat onder andere het lange artikel ‘Socialisme en vakbeweging. De opkomst van socialistische vakorganisaties in Nederland (1878-1890) deel 1’. Een bijzonder stuk, niet alleen met nieuwe gegevens, dat een ander licht werpt op de voorgeschiedenis van het Nationaal Arbeids-Secretariaat en het Nederlands Verbond van Vakverenigingen, maar ook omdat Jacques het vraagstuk van (vak)organisatie aanraakt. Dat wil zeggen waarom ontstonden deze organisaties op die plekken in die tijd. Meer daarover bij deze uitgave. Een tweede deel is er niet van gekomen. Deel zeven betreft alle artikelen van Jacques over personen en zijn recensies.

Maar nu eerst deel vijf. Johan Frieswijk, die lang met Jacques samengewerkt heeft, schreef hiervoor de inleiding Daarin gaat hij onder meer in op het belang van Jacques onderzoek naar het leven van de gewone arbeiders en de moeilijkheden die hij hierbij ondervond omdat directe bronnen van de hand van de arbeiders zelf vrijwel ontbreken.