+31203417896 buschges@bart.nl

Gouverneur-Generaal Van Heutsz

Van Kol gekleed als militair

Beide heren waren mannen van stavast, vrij naar Bomans. In 1902 ontmoetten zij elkaar in Nederlands-Indië voor het eerst en voor het laatst. En hoewel een botsing het meest waarschijnlijke was, lukte het beiden voor de goede zaak een deal te sluiten. Gouverneur van Atjeh Van Heutsz had in 1902 het gebied veroverd en gepacificeerd. Van Kol kwam als vertegenwoordiger van de Nederlandse socialisten bezien hoe het met het Nederlandse bezit gesteld was. Hij doorkruiste bijna geheel Nederlands-Indië, maar Atjeh was de eerste plek. In de jaren daarvoor had Van Kol in de Tweede Kamer flink uitgehaald naar de imperialistische oorlog van de Nederlanders tegen de Atjehers. Nu zou hij met eigen ogen zien hoe het in werkelijkheid ging.

In de pas uitgekomen biografie van Van Heutsz wijdt Vilan van de Loo enige alinea’s aan de ontmoeting van deze mannen. Die biografie Uit naam van de majesteit. Het leven van J.B. van Heutsz 1851-1924 is ook de aanleiding van deze blog. Van de Loo’s boek is een fraaie en evenwichtige beschrijving van de man, die na zijn leven nogal eens eenzijdig behandeld werd. In de jaren zestig beschadigden provo’s het monument van Van Heutsz in Amsterdam met een bommetje. Van de Loo behandelt de militaire overwinningen, maar ook zijn sociale kanten als voorstellen voor meer onderwijs, infrastructuur, opname van Javanen in het openbaar bestuur en werkgelegenheid voor de Atjehers. Dat werk moest er komen door het oprichten van een olieraffinaderij in Atjeh. Zelfs als Gouverneur-generaal van geheel Indië is  het hem niet gelukt de raffinaderij op te richten. De tegenstand onder het netwerk van overheidsdienaren, politici en oliebaronnen van de BPM (Bataafse Petroleum Maatschappij) was te sterk: niet in Atjeh werd de olie verwerkt, maar elders op Borneo (Balikpapan), ver weg van Atjeh.

Terug naar 1902. Van Kol wilde graag zelf de gehele situatie in ogenschouw nemen. Dat mocht van Van Heutsz, een genereus aanbod. Hij gaf Van Kol een paard en een begeleider, kapitein Hendrik Colijn. Van Kol mocht gaan en staan waar hij wilde; In de ochtend mocht Van Kol zelf de reis vaststellen. Van Kol zag alleen maar rust en vrede. Van de Loo: “Van de grootste criticus van Van der Heutsz veranderde Van Kol in een van zijn grootste fans.” Dat fanschap duurde echter niet zo lang  En dat had te maken met de bloedige veroveringstochten van generaal G. van Daalen in 1904. Dat was onder verantwoordelijkheid van Van Heutsz. Maar in 1902 liet Van Kol zich wel inpakken. Dat was niet het gevolg van de daden van Colijn en Van Heutsz, maar eerder door het feit dat Van Kol zichzelf bedwelmde. Hij zag in Van Heutsz een man van zijn soort. Hij schreef aan zijn vrouw Nellie: “Groot is de verandering hier door het humane optreden van generaal van Heuts, een rond, dapper en eerlyk man.”  Als zo’n eerlijk man zou Van Kol zich zelf ook beschreven kunnen hebben. Beiden waren het eens over de rol van de Nederlandse overheid in het Verre Oosten: goed onderwijs, bescherming van de bewoners en economische ontwikkeling, zeg maar de basis van de ‘ethische politiek’. De verschillen zijn ook helder: Van Kol wilde geen veroveringen, Van Heutsz geen zelfstandig Indonesië.

De rol van verleider werd gespeeld door Colijn. Van Kol en Colijn trokken samen te paard door het veroverde gebied. Colijn vergezelde hem op de gehele reis, Ze reden naast elkaar te paard en spraken over vele onderwerpen. Colijn sprak ook over Nellie, van wie op verschillende plekken in Atjeh De Vrouw en Ons Blaadje in de leestrommels zaten, op zo’n wijze dat Henri aan Nellie schreef: “En veel spreek ik over jou met myn reisgezel de adjudant van den Generaal, een anti-revolutionair doch ontwikkeld man van streng geloof en met social. neigingen ….” . Socialistische neigingen van Colijn, dat was de echte zelfbedwelming van Van Kol.