+31203417896 buschges@bart.nl


De slinger van het antikolonialisme slaat ver uit naar links. Ik heb daar op gereageerd in het e-zine Solidariteit. In de eerste versie heb ik ook iets geschreven over het boekje van Kester: Tempoe Doeloe. Een omhelzing. Dat boek was de aanleiding voor het artikel van Reza Kartosen Wong in De Volkskrant van 3 januari 2019. Hoe ik daarover denk, kun je hier lezen.

Nu over Freriks. Zijn verhaal is gericht tegen die overdrijving in het debat over het kolonialisme van de Nederland en Nederlands Indië. Hij schrijft mooie passages, maar dat niet alleen. Hij formuleert ook rake typeringen. Dat Kartosen Wong kwaad werd is een verdienste van Freriks. Hij verhaalt hoe de tijdgeest over het kolonialisme verschoven is. En hoe die verschuiving negatief werkt op de beoordeling van die tijd in Nederlands-Indië of Indonesië.

Freriks is uit op eerherstel van die Nederlanders in het verre Insulinde. En daar slaagt hij goed in. Hij hekelt de morele veroordeling van de Nederlanders in de Oost. Hij schrijft prachtige zinnen, die de huidige trend van ‘moraliserende warhoofden’ goed weergeeft: ‘Dat is opnieuw een veroordeling achteraf, waarvan het zo wemelt in onze hedendaagse Nederlands-Indische geschiedschrijving.’ (…) ‘Indië en tempo doeloe vallen nu ten prooi aan een moreel oordeel, schuldbekentenis en boetdoening’ (…) ‘Kolonialisme staat nu gelijk aan roofzucht, slavernij en geweld’.

Dat ‘roofzucht-verwijt’, dat vaak een zelfverwijt is, is volgens Freriks niet nodig. Immers het verschijnsel levert door uitwisseling ook verrijking van de culturen op. Freriks ontkent niet dat de overheerser het meeste voordeel heeft. ‘Daar kan ik niets tegen inbrengen. Wél kan ik tegenwerpen dat het een misvatting en een valse voorstelling van zaken is iedereen die naar de Oost ging ervan te betichten exploitant te zijn van de schatten van het wingewest Indonesië’, schrijft Freriks op pagina 85. En hij haalt de redding van de Boroboedoer aan als uiting van uitgebreide kennisverwerving.

Ik denk dat dit oordeel van Freriks terecht is. Maar hij vergeet dat ‘het westen’ vanaf zeg maar 1500 een maatschappij opgeleverd, die ongeëvenaard is in de menselijke geschiedenis. Nu is Freriks vooral een balling, die oude tijden wil herbeleven. Een balling tussen twee culturen. Die dubbele houding levert mooie literatuur op (zie zijn lijstje op pagina 62), poëzie (Die te Amsterdam vaak zei: ‘Jeruzalem’ en naar Jeruzalem gedreven kwam, Hij zegt met mijmerende stem ‘Amsterdam, Amsterdam’) en prachtige muziek, zoals Spancill Hill, The greenfields of Canada en the city of Chicago. Die culturele verrijking vind ik een betere rechtvaardiging van Tempo Doeloe dan de zwakke verdediging van Freriks dat niet iedereen een exploitant was.