+31203417896 buschges@bart.nl

 

Een mysterie in de geschiedschrijving van het Haagse socialisme is de plaatsing van een rode vlag aan de toren van de Grote Sint Jacobskerk.

Op 12 mei 1889 was het feest in Den Haag. Koning Willem III vierde op die dag zijn veertig jarig jubileum als koning. Op de Grote Kerk zou een oranjevlag wapperen ter ere van dit jubileum. Toen de burgerij wakker werd wapperde er echter een rode vlag met de opschriften ‘Weg met het koningschap’ en ‘Leve de republiek’. Ondanks dat de politie de sleutels van de kerktoren in bezit had, duurde het enige uren voordat de reguliere orde hersteld werd. Deze strijd om de vlaggen is een typisch voorbeeld van hoe de overheid en de vroege socialistische beweging met elkaar omgingen: een soort sociaal-culturele guerrilla, die zich ook uitstrekte over symbolen als een vlag. De Haagse overheid trad streng op: vergaderingen verbieden of verstoren, colporteurs oppakken. Ja, socialisten hadden het moeilijk. Tegenacties waren niet eenvoudig uit te voeren. Ter bescherming hadden de socialisten schermclubs opgericht om zich met houten stokken te verdedigen tegen politie-invallen of Oranjefuries.

In dit repressieve klimaat was het vlaggen van een rode republikeinse vlag een propagandistisch huzarenstukje. De eerste geschiedschrijver van het Haagse socialisme C. Diepenhorst noemde deze actie wel, maar niet hoe die precies uitgevoerd werd en vooral hij zag deze gebeurtenis als folklore. Hij sloot de passage over de vlaggen af met ‘Beter werk werd geleverd met een petitionnement tegen de drukkende belastingen’. Gelukkig heeft een van de daders 24 jaar later uiteengezet hoe alles in zijn werk is gegaan. In het Zondagsblad van Het Volk van 10 mei 1913 heeft hij in de rubriek ‘Uit de oude beweging’ herinneringen opgehaald onder de titel ‘Een roode vlag – niet in de mist’. Wat blijkt: het was geen actie van de SDB (Sociaal-Demokratische Bond), maar van vijf personen, die vonden dat er maar eens wat moest gebeuren: “Uit behoefte om toch iets te doen, vormde in Den Haag een klubje van vijf man, om eens wat uit te halen. Wat er uitgehaald zou worden, werd beslist doordien nog in ons bezit was een reusachtige roode vlag. (…) Het was een kanjer. Zeker vijf meter lang en naar evenredigheid breed, terwijl met witte prachtletters er op geteekend stond: Leve de republiek! Besloten werd die vlag te gaan uithangen van den Jacobstoren, den toren der groote kerk, bij het stadhuis, op een paar honderd meter afstand van het politiebureau op de Groenmarkt.”

Het bedenken van deze actie ging snel. De voorbereiding en uitvoering vergden veel meer tijd. Ze wilden niet opgepakt worden. Alles werd in het geheim gedaan. De sloten, die geplaatst zouden worden in plaats van de huidige, werden gekocht buiten Den Haag. De vlag was twee jaar eerder gemaakt. De politie zou het daardoor moeilijk hebben om naspeuringen te doen. Vervolgens bestudeerde een van hen, die van beroep smid was, de sloten van alle deuren in de toren. Ze kwamen binnen doordat zij een kopie van de toegangssleutel hadden gemaakt. Nadat ze op de avond voor 12 mei binnen kwamen en de vlaggen verwisseld hadden, werden alle deuren van een nieuw slot voorzien plus een grendel, die “door een klein gaatje met een touwtje omhoog gehouden tot de deur dicht was, dichtviel, als men het touwtje losliet. Het gaatje werd dan zooveel mogelijk onzichtbaar gemaakt. De valdeur was nog eens extra verbarrikadeerd door den dunste van het gezelschap, die daarna door een losgebroken plank naar beneden werd gehaald, waarna de plank op kunstige wijze weer op haar plaats werd gebracht.” Het gehele verhaal is hier te lezen.

De rest is geschiedenis. De rode republikeinse vlag heeft daar lang in de ochtendmist gehangen, de politie heeft tevergeefs naar de daders gezocht en de overheid werd in de luren gelegd door een stel rode jongelingen van de ‘oude beweging’. De nieuwe beweging van socialisten als de SDAP kende dit soort bravoure niet. Maar wie waren die vier blagen? (eentje haakte op het laatste moment af) De schrijver ondertekende met ‘Een van de vier’. Maar mogelijk kennen we een ander van dat groepje. Er zit namelijk een gat in zijn beschrijving: hoe kwamen ze aan de sleutel van de ingang? Die zou van een klokkenluider kunnen zijn? En belangrijker: er is een klokkenluider bekend als lid van de SDB. Zijn naam is K. Harrewijn en die staat vermeld in het artikel van P. van Horssen en D. Rietveld in het Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis van mei 1975. Harrewijn is geboren in 1830 en stond als lid genoteerd in 1890. Is het raadsel van de rode republikeinse opgelost? Geenszins, maar er is wel een begin.

Mogelijk komt er nog een vervolg op deze blog.