+31203417896 buschges@bart.nl

Een jonge Van Kol

Max Lorenz als Rienzi

Het echtpaar Nellie en Henri van Kol was een schrijversduo. Nellie was van de twee de beste. Zij is nog steeds leesbaar. Henri grossierde in gemeenplaatsen, gaf te veel cijfers en kwam altijd uit op de ‘heilige plicht van …’. Een van zijn producten ontsteeg echter deze kenschets. Niet de gehele brochure, maar de inleiding van Land en Volk van Java is modern proza. En overtuigt nog.

De eerste bladzijde gaat over Java, het eiland in de tropen: “Schoon is Java en bekoorlijk! (…) Een majestueus gewelf van woudreuzen belet de zonnestralen den bodem te bereiken, koel en somber is het in die oerwouden. (…) Geen geruisch, alles stemt tot ernst en nadenken. Slechts zelden verstoren het geluid van een vogel, of het vallen van een tak of blad, die kalme en rustige stilte. Heerlijke vergezichten streelen nu en dan het oog, en vaak zinkt de moede wandelaar als in aanbidding neder aan de voet van een dier prachtige boomen, zoo groot als Europa ze niet kent. Aan uw voet ligt de vlakte, aan den horizont begrensd door de blauwe zee. Als op een bonte landkaart liggen de desa’s (dorpen) en rijstvelden, de bosschen en woestenijen voor uw oog.” Het is fraai, omdat Henri van Kol hier zijn verrukking toont van het landschap, van het eiland, van de wereld zoals die zou kunnen zijn, neen bijna is. In een haast filmische inleiding kijkt de auteur vanuit grote hoogtes naar het eiland Java. Hij overziet het geheel en vindt het goed. Allereerst positieve beelden. We horen als het ware een prachtige ouverture van een klassiek muziekstuk.

Na zulke – mede op eigen wandelervaring gebaseerde – beschrijvingen komt plotsklaps het “Maar ach! Dat groen en lieflijk uiterlijk verbergt zulke zwarte en sombere werkelijkheid.” Een contrapunt, even aangestipt en dan weer positief verder. Maar toch de lezer – of zijn we reeds toeschouwer in een bioscoop of concertzaal – is alert. Vervolgens gaat Van Kol weer door met: “Wanneer men dagen lang geklauterd heeft langs zwaar begroeide ravijnen, met den bijl in de hand zich een weg banende door den weelderigen plantengroei die de tropen kenmerkt, dan voelt men zich vaak diep getroffen als men stuit op een uitgebluste krater of den top nadert van een werkenden vulkaan. (…) Wanneer op zoele avonden de maan haar zilverglans werpt over de palmen en bananen, en de rieten daken der woningen nauwelijks zichtbaar zijn tusschen al die boomen en struiken, dan schijnt het dorpsleven een idylle en iedere hut het verblijf van vrede en van geluk. Is dat werkelijk het geval?” Het antwoord laat zich raden: Neen! Dan volgt de eigenlijke inhoud van de brochure: hoe staat het met de situatie van de Javanen. Van Kol gebruikte voornamelijk twee schrijvers: G.J. Veth en F. Junghuhn. Franz Junghuhn beschreef Java vooral fysisch-geografisch in zijn vierdelig werk Java, deszelfs gedaante, bekleeding en inwendige structuur uit de beginjaren vijftig van de negentiende eeuw. Zijn Licht- en schaduwbeelden uit de binnenlanden van Java uit dezelfde jaren was vooral een pleidooi voor het vrije wetenschappelijke denken. Van Kol kende beide publicaties. Vooral het boek over de geografische structuur van Junghuhn was een uitgangspunt voor Van Kol. De drie boeken van G.J. Veth over Java waren daarnaast zijn naslagwerk.

Waar haalt Van Kol zo’n filmisch begin vandaan? Zijn ervaringen op wandeltochten hoog de bergen in stonden aan het begin van deze beschrijving. Vanaf boven als een zweefvliegtuig langzaam naar beneden glijdend en dan eerst de positieve natuur opmerkend en dan de negatieve, eerst kleine, maar langzamerhand grotere, verstoringen van de natuur beschrijvend. Het lijkt op de avonturen van Nils Holgersson, die op een gans door de wereld vliegt. Maar nee, dat verhaal stamt uit 1906. Ook films en zweefvliegtuigen zijn van latere datum. Het meest in het oog springend zijn naar mijn idee de contrapunten in de tekst. En die verwijzen naar de componist Wagner. Van Kol zou van Wagner, die ‘leitmotieven’ in de moderne symfonieën geïntroduceerd heeft, de contrapunten overgenomen hebben.

Onbewust, denk ik. Van Kol heeft in zijn lange leven geen een keer verwezen naar Wagner. Behalve dan zijn schuilnaam Rienzi. Hij verkreeg die naam op de HBS te Roermond van medeleerlingen vanwege Van Kols sociale meningen. Cola di Rienzi was de naam van volkstribuun uit de late middeleeuwen. Bekendheid verkreeg die naam op het eind van de jaren zestig van de negentiende eeuw door de opera van Wagner: Rienzi, der Letzte der Tribunen. In de twee laatste jaren van zijn middelbare schooltijd is het vredeskoor uit de opera Rienzi tijdens de kermissen te Roermond in mei 1869 en juni 1870 uitgevoerd. Het lijkt waarschijnlijk dat de opera van Wagner van sterke invloed is geweest op de keuze van Van Kols nom de plume Rienzi en ook op de ‘filmische’ en ‘muzikale’ inleiding van Land en Volk van Java. Oordeelt zelf: de ouverture en het vredeskoor uit de Rienzi.