+31203417896 buschges@bart.nl

Haarlem is de hoofdstad van Noord-Holland. Dat wordt vooral in Amsterdam wel eens vergeten. Bij de drie grote stakingen in Nederland droeg Haarlem zijn steentje bij. In 1941 sprong de antinazi staking van februari in Amsterdam snel en uitgebreid over naar Haarlem. Waarbij Hannie Schaft een grote en mijn tante Clazina Buschman – ook met rood haar – een kleine rol speelden. Tijdens de spoorwegstakingen in 1903 was het hele land in rep en roer. De gebeurtenissen in Haarlem zijn weinig bekend, maar gelukkig heeft Ivo Zandhuis een mooi boekje gepubliceerd over de Haarlemse stakers: Dwarsliggers. Stakers bij de Centrale Werkplaats in Haarlem in 1903.

Het algemene verhaal van de twee stakingen in 1903 is in grote lijnen bekend. De rol van de stakers in Haarlem was tijdens de januaristaking minimaal, maar wel essentieel: ze deelden de beslissende klap uit aan de directie van de HIJSM. Op zaterdagmiddag staakten zij en masse, waardoor de directie toegaf aan de eisen van de vakbonden. Een succes dat al snel te niet werd gedaan door de acties van de overheid: de worgwetten van Abraham Kuyper. Zandhuis beschrijft de tweede staking met veel nieuwe details. Duidelijk blijkt dat de meeste spoorwegarbeiders aan de oproep van het nationale Comité van Verweer gehoor gaven en dat de volgende dagen de staking langzaam minder sterk kwam te staan: “Op de Centrale Werkplaats in Haarlem was de staking een succes nu iets meer dan de helft van de werklieden het werk had neergelegd.In andere steden en op het station van Haarlem staakten maar enkelen.” Uiteindelijk werden na de nederlaag 132 arbeiders ontslagen.
De kracht van deze studie ligt vooral in de hoofdstukken na de beschrijving van de stakingen. De schrijver heeft bijvoorbeeld aan de hand van de gegevens van het bevolkingsregister uitgezocht waar de arbeiders van de Werkplaats geboren waren. Ongeveer de helft blijkt uit Haarlem en omstreken te komen; de andere helft vooral van het platteland van Utrecht en Noord- en Zuid-Holland. Zestig procent van de werklieden had gestaakt. Bekijkt men per regio dan valt op dat Friezen en Groningers meer staakten dan de import uit Limburg en Brabant. Qua geloof is het grootste verschil die tussen gereformeerden en doopsgezinden/remonstranten: 42% tegenover 73% stakers.

Zandhuis heeft ook netwerk-relaties in kaart gebracht dankzij de bewaarde archieven van het bevolkingsregister en van de spoorwegen met uitgebreide lijsten van het personeel over hun stakingsgedrag. Maar ook dankzij zijn speurzin. Hij komt tot opvallende opmerkingen en analyses. Families speelden een belangrijke rol bij de werving van nieuw personeel. Zo ook bij de acties en het besluit om te staken, te blijven staken of op te geven. Een grafiek van zo’n familienetwerk, van de familie Hooijdonk, laat duidelijk zien dat de meerderheid van hen staakten. Alleen de Rooms-katholieke leden van de aangetakte familie Oploo staakten niet mee. Ideologie en geloof speelden uiteraard ook mee bij de beslissing om te staken of niet. De kracht van netwerkanalyse laat zien dat familie wel invloed had maar bijvoorbeeld de nabijheid van de woning niet.


Het aardigste schema is die het verloop van de staking goed laat uitkomen. De zadelmaker A.J.C. de Zwart had tijdens de stakingsdagen contact met bijna twintig andere stakers via zijn voorzitterschap van het onderlinge ziekenfonds Archimedes en als bestuurslid in andere organisaties. Op de eerste dag van de staking staakte De Zwart evenals tien van zijn 17 netwerkcontacten. Op de tweede dag gaf hij er de brui aan en op de derde dag was de meerderheid van zijn netwerk weer aan het werk.

Zandhuis heeft een mooie analyse van het gedrag van Haarlemse stakers en werkwilligen gemaakt. Uit deze studie blijkt dat meer aandacht voor netwerken nodig is in aanvulling op de meer klassieke geschiedschrijving. Hij zet bovendien Haarlem op de sociaal-historische kaart.