Kan dat wel, dat Havelaar Multatuli toespreekt?
Immers: Havelaar en Multatuli zijn romanfiguren bedacht door, en alterego’s van Eduard Douwes Dekker in zijn roman Max Havelaar of de Koffij-veilingen der Nederlandsche Handel-Maatschappij. Toch is het een keer gebeurd dat een jonge man, David (D.H.) Havelaar Douwes Dekker toesprak.
Op 11 maart 1875 werd het toneelstuk Vorstenschool van Multatuli opgevoerd en na het vierde bedrijf met langdurig applaus nam Havelaar, de voorzitter van de Senaat van het Delfts Studentencorps, het woord en zei dat Multatuli “de bekende sympathie van het grootste deel der Delftsche jongelui” bezat en ook: “Men kan het u aanzien, dat gij veel geleden heeft.” Daarna overhandigde hij Multatuli een gouden horloge. Het geld voor dat horloge was bijeengebracht door de studenten Rudolph van Sandick en Henri van Kol, secretaris en voorzitter van de Delftsche Studenten Debatingclub.
Volgens Van Sandick bleef Multatuli lang napraten: ‘Zijn talent als causeur was onovertreffelijk. Van den hak op den tak, dikwijls paradoxaal evenals in zijne Ideeën, maar altijd geestig en onderhoudend. Nauwelijks werd een onderwerp aangeroerd, of Multatuli wist u er een kijkje op te geven, dat nieuw en origineel was. Hij was dien avond bijzonder opgewekt.(…) ‘Och jongens, weest toch waar, ik smeek jelui, weest toch altijd waar!’ Welk een indruk maakte dat niet op die jonge harten, die hem als een boetprediker huldigden ! En terwijl hij den eenen trekpot met koude thee na den anderen ledigde (hij dronk nooit spiritualia), grauwde de morgen, voor wij scheidden.” Het geschrevene laat zien hoe Van Sandick en zijn medestudenten zeer onder de indruk waren: ik smeek jullie, weest toch waar!
Van Sandick schreef nog meer dan in het Volledig Werk van Multatuli opgetekend is. Van Sandick kwam in de jaren tachtig onverwachts Douwes Dekker tegen in Wiesbaden en toen haalde “bij wijze van herkenningsgroet (…) Multatuli het horloge te voorschijn, en liet de inscriptie lezen.” Medeorganisator Van Kol ging in 1886 zelf op bezoek bij Multatuli zonder zijn vrouw Nellie en dochter Lili, iets dat Multatuli speet.
De intekenlijst met de bijdragen ‘Multatuli komt te Delft’ is bewaard. David Havelaar zette de toon en tekende in voor fl. 5,=. Bekende intekenaars zijn C. Lely met fl. 5,=, L. Philips met fl. 2,50, J.A. Rochussen met fl. 2,50, W.J. Bierens de Haan en A. de Waal Malefijt beiden met fl. 1,=. Multatuli ontving eveneens een inktkoker met het opschrift ‘Aan den man van Lebak’ van de studenten van de ‘Indische Inrichting’. Daar is geen intekenlijst van bewaard.
Wat is er van de echte David Havelaar geworden? Heeft hij de woorden van Multatuli ‘weest toch waar’ waargemaakt tijdens zijn carrière als ingenieur, als bestuursambtenaar, als plaatsvervanger van de onderkoning van Suriname en als wethouder in Rotterdam? Tot 1892 heeft hij in Nederlands-Indië talrijke ingenieursprojecten aangepakt. Van 1893 tot en met 1906 was hij betrokken bij bouwprojecten en oprichter van de eerste ambachtsschool te Paramaribo. Na zijn pensionering in 1906 raakte hij als liberaal politiek actief in Rotterdam, in 1910 werd hij wethouder ‘gemeentebedrijven’ van de havenstad. Hij maakte de enorme uitbreiding van stad en haven mee en als wethouder ondersteunde hij deze. Vanwege ziekte stapte hij in 1917 op als wethouder. Hij overleed op 22 september 1918 op 65 jarige leeftijd aan de gevolgen van suikerziekte.
Me dunkt: David en Max zijn aan elkaar gewaagd.
Recente reacties