+31203417896 buschges@bart.nl

[Toespraak bij presentatie bundel van artikelen Jacques Giele op 22 april]

Beste familie, vrienden, en belangstellenden,

Met de publicatie van dit zevende deel zijn we nu klaar. Meer dan vijf jaar (vanaf 2014) hebben we gewerkt aan de verzamelde artikelen. Daarvoor (in 2004 en 2008) zijn twee delen verschenen over de Eerste Internationale en de Catalaanse Revolutie. Dit zevende deel in de reeks heeft geen specifiek onderwerp. Het is een verzameling van artikelen en een radiotoespraak. Hoewel het geen overkoepelend thema heeft, zijn alle artikelen wel heel duidelijk Giele. Het getuigt van zijn ruime belangstelling en van zijn gedegen kennis van vele uiteenliggende zaken.

Domela
Ik ga niet alle artikelen opnoemen. U kunt straks alles zelf bekijken. Ik wil wat zeggen over Jacques Giele als biograaf. Hij was niet echt een biograaf. Biografische schetsen waren voor hem vooral een onderdeel, bijvoorbeeld de schets van Willem Ansing was een onderdeel van de oprichting van de Sociaal-Demokratische Bond. Toch heeft hij twee opmerkelijke biografische schetsen geschreven. Zijn allereerste artikel ging over Ferdinand Domela Nieuwenhuis in het blad van het Amsterdamse Provotariaat. De ‘roemruchte avonturen van Domela Nieuwenhuis’ verschenen in Provo, het maandblad dat van 1965 tot en met 1967 in steeds hogere oplages gedrukt werd. Het is een fris stuk geheel geschreven in de stijl en het onderwerp van de jaren zestig: democratisering. De edities waarin Gieles artikel verscheen hadden een oplage van 10.000. In Provoaflevering 13 was al een soort aankondiging verschenen. Pregnant op de voorpagina stond een citaat van Domela: “geef aan elke burger 50 dynamietpatronen en gij hebt de beste waarborg voor de vrijheid tegen de willekeur van politie en regering. F. Domela Nieuwenhuis.”

Over Domela Nieuwenhuis was op het moment slechts één biografie verschenen: Domela Nieuwenhuis van Albert de Jong uit 1966. Verder waren er de niet geheel objectieve (en dan druk ik me voorzichtig uit) memoires van Domela zelf die in 2019 zijn herdrukt door Kelderuitgeverij. In tegenstelling tot het portret van Albert de Jong plaatste Giele de ‘roemruchte avonturen’ van Domela in het historische kader van gezag en vrijheid. Domela in de negentiende eeuw en de provo’s in de twintigste eeuw waren de vertegenwoordigers van het strijdbare anarchisme tegenover de autoriteiten en de staat. Evenals de provo’s kwam Domela tegenover alle geledingen van de maatschappij te staan. Niet alleen vond hij de machthebbers tegenover zich, maar ook de sociaaldemocraten van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij bestreden hem. Maar ook omgekeerd. Domela streed op vele fronten tegen ‘het gezag in al zijn vormen’.

Multatuli
Op de voortreffelijke en alom geprezen biografie van Eduard Douwes Dekker door Dik van der Meulen rust een kleine vlek: Multatuli en de socialisten. Van der Meulen schrijft dat het een raadsel is dat socialisten Dekker als voorloper beschouwde. Hij verbaasde zich er over dat ondanks dat Multatuli vlak voor zijn dood publiekelijk in een krant liet afdrukken dat hij geen socialist was en dat de socialistische ideeën onjuist zijn, de socialisten en de socialistische historici nog steeds Multatuli als een voorloper beschouwen: “En Multatuli hoorde er zeker niet bij [de socialisten]. Niet alleen omdat hij vond dat ze ongelijk hadden, maar ook omdat Ideeën als 452, hoe sociaal bewogen ook, helemaal niet socialistisch waren.” Volgens Van der Meulen hadden socialisten, anarchisten, vrijdenkers, sociaaldemocraten en later communisten het bij het verkeerde eind toen zij Multatuli vereerden als hun voorganger.

Giele redeneerde anders. In zijn artikel over Multatuli met de dreigende titel ‘Multatuli’s falen’ analyseerde hij dat Dekker in politiek en sociaal opzicht tegenovergestelde opvattingen bezat. Politiek gezien was Douwes Dekker een achttiende eeuwer en sociaal een twintigste eeuwer. En die laatste waardeerden de socialisten zeer, de eerste vonden ze niet belangrijk. Het is dus geen raadsel dat socialisten Multatuli vereerden. Neen, ze hadden goed in de gaten dat Multatuli in sociaal opzicht een moderne voorloper was. Vergelijking tussen de passages over Multatuli en de socialisten in de biografie van Van der Meulen en het artikel van Giele laat zien dat Van der Meulen wel heel summier de geschiedenis van de arbeidersbeweging schetst, terwijl Giele vanuit zijn expertise veel duidelijker en uitgebreider aangaf hoe de vele critici van de Nederlandse samenleving, de ‘volksmannen’, de radicale democraten en allerlei socialisten, zich lieten inspireren door Douwes Dekker. Het artikel van Giele verscheen in De Vrije Socialist, in 1976 een blad met een kleine oplage en beperkte verspreiding. Het artikel over Multatuli is daardoor helaas onopgemerkt gebleven.

Stalinisme
Het laatste artikel dat ik wil noemen is een artikel dat hij schreef voor Discorsi, het maandblad van en voor studenten aan de FSW-A (Faculteit der Sociale Wetenschappen, eerste afdeling). Het was een zeer kritisch en uitgebreid artikel over de rol van de communisten in de Spaanse Burgeroorlog en de Catalaanse Revolutie. Het artikel was als achtergrond bedoeld voor een congres, georganiseerd door de studentenvereniging Machiavelli over het stalinisme in communistische organisaties in Europa en omstreken. In het Spanje van 1976 waren anarchisten en syndicalisten opvallend afwezig. Aldus begon Giele zijn historische uiteenzetting over de rol van de communisten in het neerslaan van de Catalaanse Revolutie en daardoor de overwinning van Franco. In de jaren zeventig waren al vele studies verschenen, die de rol en de perfide wreedheden van de communisten in opdracht van Stalin weergaven. Giele sloot daarop aan. Hij kende alle van belang zijnde literatuur. Dat was niet zo gek: één van zijn afstudeerscripties had als onderwerp de revolutionaire veranderingen in het sociale leven van Catalonië, inclusief in de bedrijven.

Het motto ‘Zondagskinderen van deze tijd’ van deze bundel heeft Giele uitgesproken bij de eerste uitzending van het VPRO-radioprogramma Onvoltooid Verleden Tijd (OVT) op 4 oktober 1992. Het was de laatste zin van zijn column Historisch Besef (vanaf de vijfde minuut). De optredens van Giele voor het VPRO-programma OVT zijn legendarisch. In 1993 werd Giele geïnterviewd over parlementaire enquêtes. Op dat moment was er een parlementair onderzoek over de uitvoering van de sociale wetgeving, de WAO. Jacques was uitgenodigd door Kees Slager om over de geschiedenis van de parlementaire enquêtes, met name de enquête naar de werking van het Kinderwetje van Van Houten (1874), te komen praten. Giele legde in deze aflevering van OVT uit hoe door de publicatie van deze enquête destijds een schok door Nederland ging. Hij citeerde daarbij de dichter Willem Kloos die tranen kreeg van maar drie zaken: de gedichten van Albert Verweij, de zee en Recht voor Allen, het weekblad van de socialisten.

In juli 1998 nam Giele deel aan de zesdelige serie over de jaren veertig van de negentiende eeuw: Oproer der onderdanen. Harry Beekelaar, Hans Bornewasser en Jan Luiten van Zanden waren de andere historici met bijdragen aan deze uitzending. Giele introduceerde zich als vakhistoricus, die jaren geleden het vak vaarwel had gezegd toen hij zich realiseerde dat ‘de wereld ruimer was dan de universitaire kamertjes’. In de eerste aflevering typeerde hij de jaren veertig met de opmerking dat hij altijd met licht afgrijzen aan die tijd dacht. Hij citeerde daarbij de beginregels van het gedicht ‘boutade’ van De Genestet: “O land van mest en mist, van vuilen, kouden regen, Doorsijperd stukske grond, vol killen dauw en damp”. Volgens hem ‘scheen de zon nooit’ in die tijd, het was verschrikkelijk om daarin te leven, het was het ‘diepste dieptepunt’ van de Nederlandse geschiedenis. De andere deelnemers dachten genuanceerder over deze periode, met name door de politieke vernieuwingen op het einde van het decennium.

Hoewel hij officieel afscheid had genomen van de geschiedschrijving wist hij nog alles van de negentiende eeuw en aanverwante zaken. Het kwam er uit alsof hij de dag ervoor nog de stukken had gelezen. Hij corrigeerde de bijdragen van anderen over de radicale schrijvers uit de jaren veertig als Eillert Meeter en Jan de Vries. “Nu haal je het weer door elkaar’, zei hij verschillende malen. Dat ging over de ‘physiologiën’ en de ‘lilliputters’, twee verschillende soorten publicaties. Hij clashte met de andere drie over zijn uitspraak dat Thorbecke medeverantwoordelijk was voor moord op kinderen, omdat Thorbecke wist van de slechte gevolgen van kinderarbeid en toch niets deed. Die uitspraak deed hij op het einde van de laatste aflevering. Heftige verontwaardiging bij de andere drie inleiders. Presentator Kees Slager sloot af met de opmerking dat het thema in tumult geëindigd was.

Stratificatie en arbeiders zelf
De naar mijns inziens twee belangrijkste methodieke bijdragen van Giele aan de historiografie zijn de stratificatieonderzoeken en een stem geven aan de onderklasse zelf. De publicaties over de sociale structuur in het Nederland van de negentiende eeuw (de artikelen zijn gebundeld in het eerste deel van de reeks) waren een eerste aanzet. Helaas bleef het daarbij, zowel van Giele zelf als van zijn critici. Hoe de volksklasse zichzelf zag in hun bestaansonzekerheid, hun verzet ertegen en de opbouw van een tegenmacht is een tweede rode draad in zijn werk. Zie daarvoor het blauwe boek Arbeidersleven en de bundel Arbeidersbestaan.

Met de uitgave van dit zevende deel van de verzamelde artikelen en studies van Jacques Giele is de publicatie van zijn wetenschappelijk werk afgesloten.

Marten Buschman