+31203417896 buschges@bart.nl

En de boer ploegde voort

Er zijn sinds de laatste millenniumwisseling vele fobieën ontwikkeld. Geen echte fysieke zoals arachnofobie of pleinvrees, maar sociale zoals homofobie, xenofobie en islamofobie. Die termen spelen een rol in maatschappelijke discussies over de islam, vreemdelingen en homo’s. Het zijn geen fobieën in de klassiek-medische betekenis, maar mechanismes om aanhangers van een bepaalde mening weg te zetten als irrationele mensen. In deze categorie zou ik er graag een aan toevoegen: boerofobie.

De ‘fobie’ voor boeren heeft een lange en socialistische traditie. Marx en Engels waren al geen fan van de boeren. Zij beschouwden de landarbeiders en de boeren in het algemeen als reactionair. Dat kwam al duidelijk tot uiting in het Communistisch Manifest: “De middenstand, de kleine industrie, de kleine koopman, de handwerksman, de boer, zij allen bestrijden de bourgeoisie, om hun bestaan als middenstand voor de ondergang te bewaren. Zij zijn dus niet revolutionair, maar conservatief. Meer nog, zij zijn reactionair, zij proberen het rad van de geschiedenis terug te draaien.” Ook in hun historische analyses, bijvoorbeeld over de Boerenoorlogen in de zestiende eeuw, kwamen ze niet tot een positief oordeel over de boerenstand. In het marxistische ontwikkelingsmodel van een kapitalistische naar een socialistische samenleving was er geen plaats voor de klasse van boeren, als ze al een klasse waren.

In de jaren rond 1900 kwam het in de Nederlandse marxistische partij, de Sociaal-Demokratische Arbeiderspartij (SDAP) tot een heus conflict over de boeren. In 1897 was op het congres, waar Herman Gorter en Henriette Roland Holst zich spontaan als lid hadden opgegeven, een zogenaamd verkiezingsprogramma aangenomen. In de agrarische paragraaf daarvan werd voor­gesteld grond te geven aan landarbeiders ten einde zich in het levensonderhoud te voorzien. De lonen van de boeren of landarbeiders waren zo laag, dat een aanvulling nodig was. Deze agrarische paragraaf was overgenomen uit de voorstellen van de landarbeidersvereniging Broedertrouw uit Friesland. Een empathisch voorstel, dat de aanwezige congresgangers wel kon bekoren. Maar ze hadden buiten de weinige marxisten gerekend. Pieter Wiedijk maakte als redacteur van het weten­schappelijk tijdschrift De Nieuwe Tijd aanhangig dat dit idee niet-marxistisch was. In De Nieuwe Tijd verschenen kritische artikelen van Friedrich Engels en Karl Kautsky. Engels vond dat marxisten en socialisten de “onvermijdelijken ondergang van de kleine boeren” moesten erkennen, maar niet geroepen zijn die ondergang te verhaasten. En ten tweede stond het Engels helder voor de geest dat wanneer de socialisten de macht bezaten de kleine boeren niet met geweld onteigend zouden worden. Wel overigens de grote grondeigenaars. Na enkele jaren via de werkzaamheden van een commissie werd het betreffende punt in de agrarische paragraaf geschrapt. Immers: ondergaande klassen hoefden niet per se gesteund te worden, en zeker niet wanneer die klasse door de maatregelen tot kleinburgers, ook al zo’n reactionair volksdeel, verheven zouden worden.

Om een triviaal voorbeeld te noemen hoe die boerofobie werkt, is het verhaal van de sociaaldemokratische fietsclub Het Roode Licht, die in 1904 vanuit Amsterdam een propagandatocht maakte. Het verslag heeft een beetje het karakter van het Drs. P.-lied ‘Een fijne dag’ van zijn lp ‘Zingt allen mee met Drs. P.’. Oubollig en anekdotisch. Zo is er een ontmoeting met een gelovige voorbijganger, die natuurlijk niets wil weten van die socialistische prietpraat en terugvalt op zijn bijbel. Serieus werd het bij de terugrit toen een boer op een smalle weg de doorgang van de rode licht fietsers voor enige kilometers blokkeerde. Daarvoor was het een en al positiviteit en vrolijkheid, maar vanaf dat moment overheerst de negativiteit. De andere twee omstanders werden vriendelijk aangesproken ondanks de meningsverschillen. Maar de bestuurder van een tractor riep agressie op: ‘Ellendige boer’ roept een van de deelnemers, Het verhaal over de boer en de fietsers werd opgenomen in De Tand des Tijds van 24 maart 1982 en geïllustreerd door Thomas Koolhaas. Het viel hem direct op dat er zo negatief over boeren geschreven werd. Waarom is dat, vroeg hij zich af? Nou gewoon socialisten zijn niet positief over landarbeiders omdat zij niet voor de toekomst (van het socialisme) zijn, antwoordde ik. Over de boeren werd vooral – negatief  – gesproken, zoals dat overeenkomt met het beeld van de boeren in de Europese cultuur. Van Hesiodos tot heden bestaan er geen positieve, spannende of epische verhalen over het boerenleven, want ‘hij ploegde voort’, zoals dat in De Ballade van de Boer verwoord is:

Zo menigeen had een schonen droom,
Maar de boer hij ploegde voort.
Thermopylae, Troja, Salamis,
Maar de boer hij ploegde voort.

In contrast met de compassie van Engels staat de PvdA, de erfopvolger van de SDAP, met hun beleid om alle huidige landbouwvormen af te schaffen. Zoals het gesteld wordt op hun website: “Landbouw heeft een toekomst in Nederland, maar wel in harmonie met de natuur. De overheid gaat de boeren die blijven, helpen bij de transitie die ze daarvoor door moeten maken.” Moeten maken, hoe zo moeten? En verder is er natuurlijk D66-er Tjeerd de Groot, die wild om zich heen slaat in anti-boeren-retoriek, zoals ‘de handtekening van de boerenorganisatie LTO is niets waard’. Afgelopen zaterdag 20 mei was het weer raak in De Volkskrant met het commentaar/de column van Bert Wagendorp onder de titel ‘De boer eist ‘toekomstperspectief’, maar moeten wij daarvoor opdraaien?’. Het gaat me niet om de argumentatie, maar om de toon van zinnen als ‘Hij [de boer] eist een toekomst als boer, want zijn familie zit al dertien generaties in het vak.’ Een belachelijke redenatie. Het gaat boeren om hun werk en bedrijf, niet om de familiegeschiedenis. Maar het meest boerofoob is de uitsmijter: ‘De vraag is niet hóé we de boeren toekomstperspectief moeten bieden, maar óf dat wel moet’.

Wie is die ‘we’ in het citaat? Een pluralis majestatis? Wij belastingbetalers of wij randstedelingen? Wij met een gezond volksgevoel of wij niet-boeren? Ik vrees dat Wagendorp in de opbouw van zijn betoog te veel emotie toegelaten heeft. Maar daardoor is hij wel gekroond met een nieuw woord: boerofobie!

Marten Buschman